Kun je kort uitleggen wat het NIOD is en wat jullie precies doen?

“Het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie) is een instituut dat zich van oorsprong bezig houdt met onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog. Meteen in 1945 is het als documentatiecentrum begonnen met verzamelen van archiefmateriaal om daarmee het verhaal van de bezettingsjaren te vertellen. Wellicht meest bekend is de boekenserie Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van Loe de Jong. Deze serie verscheen tussen 1969 en 1994 en stond in de jaren 70-80 bij vrijwel elk gezin in de boekenkast. Ik ben daar zelf ook mee opgegroeid.

Het onderzoekscentrum heeft zich de laatste decennia uitgebreid naar onderzoek naar oorlog en geweld in het algemeen. Dus niet alleen WOII, maar ook bijvoorbeeld internationale conflicten zoals Syrië en missies in Afghanistan. Op bepaalde thema’s hebben die nationale en internationale onderzoeken zeker raakvlakken, denk aan thema’s zoals de betekenis van vlucht en alles achter je moeten laten. Wat het NIOD uniek maakt is dat we zowel een archieffunctie hebben als een onderzoeksafdeling. Voor een deel kunnen we zelf onderzoek doen in eigen archieven, maar daarbij is vaak wel aanvullend archiefonderzoek nodig. Ons archief is raadpleegbaar voor publiek.”

Portret Hinke Piersma

Hinke Piersma. Foto: Lionne Hietberg.

Wat is je rol bij het NIOD? Waar gaat je onderzoek naar De Schaffelaar over?

“Ik was senior onderzoeker en deed veel projecten die voortkwamen uit een maatschappelijke vraag. Sinds dit jaar ben ik hoofd van afdeling Onderzoek en stuur ik ruim 35 onderzoekers aan. Ook doe ik zelf nog steeds onderzoek. Een van die onderzoeken gaat over landgoed De Schaffelaar in Barneveld. Mijn focus ligt op de zogeheten Barnevelders. Dit waren Joden die vanwege hun maatschappelijke verdiensten werden beschermd door de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken. Op de zogenaamde Lijst Frederiks stonden ‘verdienstelijke Joodse Nederlanders’, vooral wetenschappers, kunstenaars, musici, artsen, advocaten en industriëlen. Het bijzondere aan deze groep mensen was dat ze met hun familie bij elkaar waren. Het is zeldzaam dat hele families gedurende de bezettingsjaren bij elkaar konden blijven, in het doorgangskamp Westerbork bijvoorbeeld, zaten mannen en vrouwen gescheiden van elkaar. Het intrigeert me hoe dat samenleven er in De Schaffelaar heeft uitgezien.

De eerste groep kwam eind december 1942 aan en vond onderdak in het kasteel, dat vanaf 1935 door de familie was verlaten. Ze mochten hun inboedels meenemen. Een deel werd gebruikt om het kasteel in te richten. Mensen hadden een tapijt met wat eigen stoelen en een kastje. Zodat men een eigen ruimte kon maken. De groep werd steeds groter. Sommige mensen kregen een eigen huisje, zoals Jacobus Kann en zijn vrouw. Hij was oud-consul van Jerusalem en een belangrijke figuur in de zionistische beweging.

Op den duur was het kasteel te klein en werden er barakken gebouwd om meer mensen te huizen. Ook vonden mensen onderdak in het verderop gelegen landgoed De Biezen. Beide Joodse tehuizen in Barneveld stonden onder leiding van een Nederlandse commandant en werden bewaakt door Nederlanders. Tegelijkertijd was steeds de voortdurende dreiging dat men toch gedeporteerd zou worden door de Duitse bezetter.

Het Duitse vervolgingsapparaat, waarbij de SS’er Franz Fischer (onder meer betrokken bij de deportatie van zo’n 13.000 Haagse Joden) een belangrijke rol speelde, besloot dat de Barnevelders niet langer die aparte status konden houden en op 29 september 1943 werd de Schaffelaar omsingeld. Iedereen werd met de trein gedeporteerd naar Westerbork. Ook in Westerbork bleef de hele groep bij elkaar en heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken de groep proberen te beschermen. Dat is een jaar gelukt, maar toen werden ze alsnog met zijn allen naar Theresienstadt afgevoerd. In Theresienstadt werd de groep gesplitst in mannen en vrouwen. De meeste mensen hebben de oorlog overleefd. De bevoorrechting heeft een stempel op de groep gedrukt. Bij sommige Barnevelders heeft het geleid tot een soort schuldgevoel dat zij, als Barnevelders, dit kleine selecte elite gezelschap, het wel hadden overleefd terwijl zoveel Joden de oorlog niet overleefd hadden.”

Foto van De Schaffelaar Beeldbank WO2 NIOD

Op de Schaffelaar verbleven 363 Joden (147 mannen, 216 vrouwen, 77 kinderen onder 18 jaar) aan en in de Bieze 175 (74 mannen, 101 vrouwen en 36 kinderen). In totaal 538. Bron: Beeldbank WO2 – NIOD.

Trein naar Westerbork Beeldbank WO2 NIOD

Eind september 1943 werden de groep Barnevelders per trein naar Westerbork vervoerd. Bron: Beeldbank WO2 – NIOD.

Wat heeft jou verrast door dit onderzoek naar De Schaffelaar en de Barnevelders?

“Vooral dat je rond een kasteel een soort romantisch idee hebt, terwijl je met deze oorlogsgeschiedenis in een wrang spanningsveld komt. Zo’n kasteel was zeker voor de kinderen prachtig, daar vertellen ze achteraf ook over. Dat ze hutten bouwden en speelden. Voor de ouders was het heel anders, die leefden onder voortdurende spanning. Het landgoed betekende wel dat er mogelijkheden waren om te wandelen. Een bioloog deed er onderzoek en legde er een hele insectenverzameling aan. Veel mensen die in concentratiekampen hebben gezeten vertellen over het gemis aan natuur. De Schaffelaar was juist een omgeving met natuur, waar je iets van terug kreeg. Er waren de geuren van het bos en de geluiden van natuur.

Verder ben ik nieuwsgierig naar hoe zo’n gemeenschap, die gedwongen werd samen te leven, de tijd met elkaar heeft doorgebracht. In het begin was er nog enige vrijheid. Men mocht zelfs naar het dorp. Die vrijheid is later ingeperkt. In het kasteel gebeurde vanalles. Er werd muziek gemaakt, er waren debating clubs, een Homerus gezelschap, theater optredens. Er werd vrij veel gediscussieerd, tenslotte was het een gezelschap van intellectuelen. Er was ook constant lawaai. Een oud-bewoner merkte op dat je voor 11 uur niet naar bed hoefde te gaan. Kinderen renden rond tussen bewoners op leeftijd. De weduwe Cornelia Visser schreef bij aankomst in Barneveld naar een vriend: ‘Haal me hier in godsnaam weg.’ Ze vond het leven met al die mensen verschrikkelijk. Dat is op zich wel typerend voor deze groep: het waren mensen die gewend waren aan privacy. En dan zit je opeens in een drukke gemeenschap, slaap je op een slaapzaal. Je zag dingen van elkaar die normaliter zorgvuldig afgeschermd waren. Je zag elkaars kwetsbaarheden.”

Bij het NIOD hebben jullie ook een archief van oorlogsbronnen. Welke tips heb je voor mensen die de oorlogsgeschiedenis van kastelen en landgoederen willen onderzoeken?

“Er liggen geen verhalen in de archieven, dat is een misvatting. Verhalen moet je met heel veel aandacht uit verschillende bronnen bij elkaar sprokkelen. Zo’n verhaal ligt niet kant en klaar in het archief. Het is een interview hier, een getuigenis daar, een dagboek daar… puzzelstukjes. Als je onderzoek doet, neem de tijd want het is arbeidsintensief. Met digitalisering kan onderzoek meer thuis gedaan worden, maar daardoor wordt het nog niet meteen sneller. De geschiedenis is complex. We leven in een samenleving waarin we menen te weten hoe dingen in elkaar zitten, maar ik kom er steeds meer achter dat dat juist een van de grootste uitdagingen is. Ik zie slechts glimpen van het verleden en moet bescheiden zijn in wat ik over dat samenleven in De Schaffelaar kan opschrijven en vanuit welk perspectief ik dat dan doe. Onderzoek doen is het mooiste wat er is. Omdat je altijd verrast kan worden doordat dingen toch net anders in elkaar zitten dan als je dacht. Ik denk dat dat ook goed is. De geschiedenis laat je net wat anders zien.”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *